Vioolsonate nr. 1 in g klein

Vioolsonate nr. 1 in g klein

BWV 1001 uitgevoerd door Shunske Sato
Lichtfabriek, Haarlem

  • Menu
  • 1. Adagio
  • 2. Fuga (Allegro)
  • 3. Siciliana
  • 4. Presto

Achter de muziek

Verhaal
Verhaal
Achtergrondvideo's
Achtergrondvideo's
Credits
Credits

Bijna de allermooiste toonsoort

De sonoriteit van de open g en d snaar echoot door de hele sonate heen

De eerste van Bachs zes solostukken voor viool ademt de meeste rust. De toonsoort g klein klinkt op een viool puur en stabiel. De onderste twee snaren, de g- en de d-snaar, passen namelijk vanzelf in het grondakkoord, zonder dat de vingers van de linkerhand eraan te pas komen. De sonoriteit van deze lage ‘open snaren’ echoot door de hele sonate heen. Volgens de achttiende-eeuwse theoreticus Johann Mattheson was g klein “bijna de allermooiste toonsoort”. Eén die “behoorlijke ernst met montere lieflijkheid vermengt” en dus, kort gezegd, “voor gematigd klagen en gemodereerde vrolijkheid geschikt en flexibel is.” Dat lijkt precies wat Bach in deze sonate op het oog had.  

Het begindeel, Adagio, is ingetogen en ademt eenzaamheid. Het past wel bij Matthesons karakterisering “gematigd klagen”. De Fuga, per definitie een strenge vorm, helt naar de “behoorlijk ernstige” kant. Het is de eerste fuga in de hele set van zes solo’s en Bach haalt nog niet al te veel contrapuntische capriolen uit. Later bewerkte Bach - of iemand anders - deze fuga voor orgel zonder er al te veel aan te veranderen (BWV 539). De rustig wiegende Siciliana biedt daarna wat verlichting. Het is het enige deel van de sonate dat in een majeur toonsoort staat. De sfeer is meer ontspannen, maar blijft toch een tikje droevig. 

Het slotdeel, Presto, klinkt als voorbeeld van wat Mattheson met “gemodereerde vrolijkheid” bedoeld kan hebben: er is opgewonden beweging, maar wel in mineur. Het is scherp, fel en virtuoos. Het Presto eindigt met hetzelfde, over vier snaren uitgespreide akkoord waarmee ook de Fuga eindigde. Het Adagio begint én eindigt zelfs met deze samenklank. Zo ontstaan verbindende rustpunten tussen de delen, een effect dat Bach alleen in deze sonate gebruikte.

Zes sonates en partita’s voor viool solo, BWV 1001-1006
Boven zijn manuscript met zes solowerken voor viool schreef Bach ‘Sei solo’. Wilde hij zeggen zes solo’s (in correct Italiaans Sei soli), of bedoelde hij daadwerkelijk ‘Sei solo’… je bent alleen? In een tijd zonder ‘autocorrect’ was spelling vooral een kwestie van gevoel, zeker in een andere taal. Het zou kunnen dat Bach expres níet ‘Sei soli’ boven zijn zes vioolsolo’s schreef, maar dat hij zijn solist wilde waarschuwen voor hij hem het podium op stuurde met slechts een strijkstok, vier snaren en enkele van zijn allermoeilijkste stukken. 

Bachs solowerken passen in een schitterende traditie van Westhoff, Biber, Matteis, Schop en anderen, maar meer dan op virtuositeit mikt Bach op een interioriteit, een theoretisch spel met de onmogelijkheid van echte meerstemmigheid op één melodie-instrument. Bach begreep namelijk feilloos hoe ons brein uit klanken zelf muziek maakt. En hij was zich bewust van het gewicht van zijn werk: het schoonschrift-exemplaar van de sonates en partita’s uit 1720 noemde hij ‘Boek 1’, met wellicht de Cellosuites en de nu eenzame Fluitpartita als een zorgvuldig gepland vervolg in het verschiet. Polyfonie in je eentje, je kunt er met je hoofd nauwelijks bij.

We namen deze zes sonates op in een oude elektriciteitscentrale in Haarlem, die de stad van energie en licht voorzag. Vandaar de bijnaam ‘Lichtfabriek’. Geïnspireerd door deze bijzondere ruimte koos de regisseur ervoor licht een prominente rol te geven.

BWV
1001
Titel
Vioolsonate nr. 1 in g klein
Instrument
viool
Genre
kamermuziek
Serie
Zes vioolsonates en -partita's
Jaartal
ca. 1720
Stad
Köthen, Weimar

Achtergrondvideo's

Shunske Sato en Pieter Affourtit

“Wat zijn de verschillen tussen de moderne en barokviool en -stok?”

Teksten

Origineel

Vertaling

Credits

  • Publicatiedatum
    24 oktober 2019
  • Opnamedatum
    23 juni 2019
  • Locatie
    Lichtfabriek, Haarlem
  • Violist
    Shunske Sato
  • Viool
    Cornelius Kleynman, ca. 1684
  • Regie en beeldmontage
    Onno van Ameijde
  • Muziekopname
    Guido Tichelman, Bastiaan Kuijt, Pim van der Lee
  • Audiomontage en -mix
    Guido Tichelman
  • Camera
    Jeroen Simons, Marijn Zurburg
  • Licht
    Zen Bloot, Henry Rodgers, Joris van Gulik
  • Grip
    Jasper Leeman
  • Datahandling
    Eline Eestermans
  • Interview
    Onno van Ameijde, Marloes Biermans
  • Productie
    Jessie Verbrugh
  • Met dank aan
    Frans Wytema, voor het ter beschikking stellen van de Cornelius Kleynman viool aan Shunske Sato.

Help ons All of Bach te voltooien

Een groot deel moet nog opgenomen worden voordat het gehele oeuvre van Bach online staat. Dit redden we niet zonder financiële steun van donateurs. Help ons de muzikale nalatenschap van Bach te voltooien en steun ons met een gift!