Quodlibet

Quodlibet

BWV 524 uitgevoerd door de Nederlandse Bachvereniging
onder leiding van Shunske Sato
TivoliVredenburg, Utrecht

Achter de muziek

Verhaal
Verhaal
Teksten
Teksten
Credits
Credits

Inhaken en meedeinen

Met een fascinerende puzzel achter de schermen bij de familie Bach

Feesten chez Bach waren legendarische aangelegenheden. Groot of klein, wie ook maar een instrument kon vasthouden of enigszins op toon kon zingen, deed mee – en de Bachs waren met veel. De happenings begonnen – net als de enscenering van Thomas Höft van het concert waarin deze opname werd gemaakt – steevast met een koraal, voordat de menigte zich kon uitleven in steeds minder zedige zang. Een speciaal genre was het quodlibet, vertaald ‘zoals je wilt’, dat vanaf de late middeleeuwen in allerlei gedaantes in heel Europa opduikt. De vroegbarokke Duitse variant combineert spitsvondige humor en elementen van een gezelschapsspel door verschillende melodieën met hun eigen tekst met elkaar te verweven, vaak puur völkisch, maar soms ook met koraalmelodieën. Het voor ons beroemdste voorbeeld is ongetwijfeld Bach dertigste Goldbergvariatie, waarin een aantal Duitse volksliederen, zelfs zonder de tekst, direct herkenbaar moeten zijn geweest voor luisteraars toentertijd. Omdat het eind van Bachs Quodlibet ontbreekt, gebruikte Shunske Sato deze variatie als slotstuk.

Het Quodlibet, BWV 524, heeft wel tekst, maar zelfs als we alle muziek zouden hebben – het is een fragment van een van de zeldzame vroege Bachwerken in autograaf – dan nog zouden we er slechts met moeite een touw aan vast kunnen knopen. Bach schreef de kolderieke affaire in 1707, misschien wel voor zijn eerste huwelijksfeest, met Maria Barbara Bach. We horen over ‘Salome’ en ‘Dominus Johannes’, wat respectievelijk kan slaan op Bachs zus en de predikant Johann Lorenz Stauber, en over de Güldene Krone in Arnstadt, een voornaam huis waar Bach wellicht een tijdje woonde voordat hij naar Mühlhausen verhuisde. Wat de precieze aanleiding ook was, dit werkje heeft alles wat je van de o zo serieuze Bach mag verwachten: verfijnd contrapunt, een chaconne, een ironische psalmodie en nog een ferme fuga over een kneedtrog. Wie het weet mag het zeggen!

BWV
524
Titel
Quodlibet
Genre
liederen en aria's
Jaartal
1707?
Stad
Mühlhausen
Tekstdichter
diverse
Bestemming
een bruiloft (die van Bach zelf ?)
Bijzonderheden
dit Quodlibet is niet compleet overgeleverd.

Achtergrondvideo's

Teksten

Origineel

Was seind das vor große Schlösser,
die dort schwimmen auf der See
und erscheinen immer größer,
weil sie näher kommen her.
Ist es Freund oder Feind,
oder wie ist es gemeint?
Was muss ich von fern erblicken,
sagt mir, wer reit’ dort herein?
Trägt ein großes Rad am Rücken,
der Henker muss gestorben sein!
Ei, wie reit’ der Kerl so dumm,
hat einen Trauermantel um.

Ergo tanto instantius debemus
fugere terrena,
quanto velocius aufugiunt
caduca et vana.

Wer in Indien schiffen will,
find’ bei mir der Schiffe viel,
ich bin eben kein Schiffersflegel,
brauche weder Mast noch Segel,
wie man in dem Texel tut,
denn ein Backtrog ist ebensogut.
Notabene Knisterbart,
was macht der Meister Schneider?
Mir plezt er meine Hosen,
mir flickt er meine Kleider.
Braucht man den Backtrog vor den Kahn,
ei, so kommt man übel an;
dann man plumpt in den Teich so frisch
und schwimmt darin wie ein Stockfisch.
Probatum est.

O ihr Gedanken,
warum quälet ihr meinen Geist?
- Backtrog! -
warum wollet ihr wanken,
da mich die Hoffnung feste stehen heißt.
Ei, wie sieht die Salome
so sauer um den Schnabel,
darum, weil der Pferdeknecht
sie kitzelt mit der Gabel.
Ei, wie frisst das Hausgesind‘
so gar viel Käs‘ und Butter,
wären sie Kälber gleich wie du,
so fräßen sie das Futter.
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt
auf einem großen Schimmel,
reißen ihre Goschen auf
fast alle Bauerlümmel.
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt
auf einem großen Fuchsen,
kriegen vor Gelächter
die Leute fast den Schlucksen.
Wenn man mit dem Spinnrad sitzt
auf einem großen Rappen,
ei, da will der Trauermantel
gar nicht dazu klappen.
Wenn man statt des Orlogsschiffs
den Backtrog will gebrauchen,
ach, da wird man alsobald in das Wasser
wie die Plumphecht tauchen.


Große Hochzeit, große Freuden,
große Degen große Scheiden;
große Richter, große Büttel,
große Hunde, große Knittel;
große Väter, große Söhne,
große Goschen, große Zähne;
große Pfeile, große Köcher,
große Nasen, große Löcher;
große Herren, große Wappen,
große Fässer, große Zappen;
große Gerste, große Körner,
große Köpfe, große Hörner;
großer Hafer, große Trespen,
große Pferde, große Wespen;
große Weinberg, große Trauben,
große Weiber, große Hauben;
große Kugeln, große Kegel,
große Bauern, große Flegel;
große Jungfern, große Kränze,
große Esel, große Schwänze;
großes Lachen, groß Gepatsche,
große Frauen, groß Geklatsche;
große Klöppel, große Trummel,
große Wespen, große Hummel;
große Leinwand, große Bleiche,
große Backtrög‘, große Teiche.

Ach, wie hat mich so betrogen
der sehr schlaue Cypripor.
Urschel, brenne mir ein Licht an,
dass ich dabei sehen kann!
Willst du mir kein Licht anzünden,
will ich dich wohl im Finstern finden.
Ist gleich schlimm das Frauenzimmer,
ist doch der Backtrog noch viel schlimmer!
Pantagruel war ein sehr lustiger Mann,
und mancher Hofbedienter
trägt blaue Strümpfe an,
und streifte man denen Füchsen
die Häutlein aus,
so gäb’s viel nackigter Leute
auf manchem Fürstenhaus.
Wären denen Dukaten
die großen Krätzen gleich,
so wäre unser Nachbar
viel Millionen reich.

Mein Rücken ist noch stark,
ich darf mich gar nicht klagen,
du könntest, wie mich dünkt,
wohl zwanzig Säcke tragen.
Das muss ein dummer Esel sein,
der lieber Koffent säuft als Wein
und in der kalten Stube schwitzt
und statt des Schiffs im Backtrog sitzt!
Punctum.

Dominus Johannes citatur
ad rectorem magnificum
hora pomeridiana secunda
propter ancillam in corona aurea.
Studenten sind sehr fröhlich,
wie ihr alle wisst,
solang ein blutiger Heller
im Beutel übrig ist.
Wär der Galgen Magnet
und der Schneider Eisen,
wie mancher würde noch heute
an den Galgen reisen!
Wär ich König in Portugal,
was fragt ich darnach,
ein andrer möchte kippen
mit dem Backtrog in Bach.
Bona dies, Meister Kürschner,
habt ihr keine Füchse mehr?
Ich verkauf sie alle nach Hofe,
mein hochgeehrter Herr.
Ich sahe eine Jungfer,
die hat sehr stolz getan
und hat doch wohl bei Urbens
kein ganzes Hemde an!
Mancher stellt sich freundlich
mit feiner Zung
und denkt doch in dem Herzen
wie Goldschmieds Jung.
In diesem Jahre haben wir
zwei Sonnenfinsternissen,
und zu Breslau auf dem Keller
schenkt man guten Scheps,
und in meinem Beutel
regiert der fressende Krebs.
Hört ihr Herren allzugleich,
was da geschehen in Österreich,
hört ihr Herren allerhand,
was da geschehen in Brabant,
da hat geboren eine alte Frau
eine junge Sau!
Seid freundlich eingeladen
zum Topfbraten!
Ei, was ist das vor eine schöne Fuge!

Ich bin so lang nicht bei dir g’west,
ruck her.
Kraut und Rüben haben mich vertrieben
hätt’ meine Mutter Fleisch gekocht
wär’ ich länger blieben.
Mein junges Leben hat ein End’.
Was für Blödsinn ist dieses Schluβstück,
Unsinn, Schwachsinn, Schmarrn, Schrott,
Müll und Spinnerei, hört auf!
Pfui!

Vertaling

Wat zijn dat voor grote kastelen
die daar drijven op de zee
en ze lijken steeds maar groter,
want ze naderen de ree.
Is ‘t een vijand of een vriend,
ben ik hier wel van gediend?
Wie zie ik in de verte komen,
met een rad, ontzettend groot,
dat hij op zijn rug moet dragen,
de beul is dus waarschijnlijk dood!
Nou, wat rijdt die kerel stom,
hij heeft een rouwmantel om.

Dus hoe eerder wij ontvluchten
de aardse omstandigheden,
des te sneller zullen verdwijnen
de nietig- en de ijdelheden.

Wie naar Indië wil varen,
vindt bij mij, geen varensgast,
allerhande mooie schepen,
zonder zeilen, zonder mast
zoals men op Texel doet,
een baktrog is toch even goed?
Notabene Ritselbaard,
wat doet die snijder daar?
Hij lapt mijn broek en jasje op,
ze zijn al bijna klaar.
Vaar je in een baktrog uit,
dan zal ‘t je slecht vergaan,
je duikelt in de grote plas
en zwemt daar dan voortaan.
Dat staat vast.

O, gedachten,
waarom kwellen jullie mijn geest?
-baktrog!-
waarom wankelen jullie
terwijl ik sterk wil zijn en onbevreesd.
Hé, kijk eens naar Salome,
ze lijkt wel in paniek,
dat komt doordat de paardenknecht
haar kietelt met de riek.
Hé, wat wil het personeel
veel kaas en boter eten,
waren ze kalfjes zoals jij,
ze moesten voer gaan vreten.
Zit je met je spinnewiel
op een grote schimmel,
word je, denk ik, aangegaapt
door elke boerenlummel;
zit je met je spinnewiel
op een grote sik,
krijgen mensen van het lachen,
meestentijds de hik;
zit je met je spinnewiel
op een grote ezel
past de rouwmantel niet jou,
maar een arme kwezel;
wie in plaats van ‘t oorlogsschip
de baktrog wil gebruiken,
die zal weldra als een snoek
in het water duiken.


Grote bruiloft, grote vreugden,
grote zonden, grote deugden;
grote rechters, grote boeven,
grote ezels, grote hoeven;
grote vaders, grote zonen,
grote hoofden, grote kronen;
grote steden, grote straten,
grote neuzen, grote gaten;
grote heren, grote huizen,
grote katten, grote muizen;
grote velden, grote struiken,
grote monden, grote buiken;
grote riemen, grote gespen,
grote paarden, grote wespen;
grote wijngaard, grote druiven,
grote vrouwen, grote huiven;
grote ballen, grote kegels,
grote boeren, grote vlegels;
grote maagden, grote kransen,
grote gokkers, grote kansen;
groot geklap en groot geschater,
grote eenden, groot gesnater;
grote klokken, grote klepels,
grote vorken, grote lepels;
grote brillen, grote schrijvers,
grote baktrogs, grote vijvers.

Ach, wat heeft hij mij bedrogen
Cyprianus, slim voor tien,
Ursula, steek eens een kaars aan
zodat ik weer iets kan zien!
Doe je ‘t niet, dan vind ik jou
in het donker net zo gauw.
Hoe erg ‘t vrouwmens ook mag zijn,
de baktrog is nog minder fijn!
Pantagruel was een vrolijk man,
en menig hoveling
heeft blauwe kousen an,
en als je van de vossen
de huidjes af zou stropen,
dan zouden in paleizen vaak
veel blote mensen lopen.
Als alle plekken bakkersschurft
gouden dukaten waren,
dan had de buurman van hiernaast
miljoenen kunnen sparen.

Mijn rug die is nog ijzersterk,
ik mag gewoon niet klagen,
ik kan, zo schat ik ongeveer,
wel twintig zakken dragen.
Het moet een domme ezel zijn
die liever biertjes zuipt dan wijn,
die thuis zit als een heremiet,
zijn baktrog voor een schip aanziet.
Punt uit.

Nu wordt de heer Johannes dus
ontboden bij de rector magnificus
klokke twee om een meisje schoon
dat werkt in café de Gouden Kroon.
Studenten zijn erg vrolijk,
dat is algemeen bekend,
zolang er nog iets in hun beurs zit,
al is het maar één cent.
Was de galg magnetisch en
de kleermaker van ijzer,
veel mensen zouden nog vandaag
naar de galg toe reizen!
Was ik de koning van Portugal,
ik denk dat ik niet keek,
als een ander met zijn baktrog
plofte in de beek.
Goedendag, bontwerkersman,
hebt u geen vossen meer?
Ik verkoop ze allemaal aan het hof,
hooggeachte heer.
Ik zag er eens een meisje,
dat stond verwaand te praten,
maar naar alle waarschijnlijkheid
zat haar hemd vol gaten!
Veel mensen komen heel poeslief,
met mooie praatjes aan,
maar diep van binnen denken ze:
loop toch naar de maan.
Dit jaar hebben wij zowaar
twee zonsverduisteringen,
en in Breslau in de kroeg
wordt lekker bier geschonken,
en door kanker in mijn beurs
is de inhoud fors geslonken.
Luister, heren, allemaal
naar wat er gebeurd is in Oldenzaal,
luister allemaal tegelijk,
naar wat er gebeurd is in Oostenrijk,
een oude vrouw heeft, nooit gedacht,
een biggetje ter wereld gebracht!
U wordt hartelijk welkom geheten
bij de stoofpot, smakelijk eten!
Hé, wat is dat een mooie fuga!

Ik ben al zo lang niet bij je geweest,
kom hier.
De stamppot heeft me verdreven,
had mijn moeder me vlees voorgezet,
dan was ik wel langer gebleven.
Aan mijn jonge leven komt een eind.
Wat een onzin is dit slot,
nonsens, dwaasheid, kletspraat, kolder,
lariekoek, gezwam, hou op!
Bah!

vertaling © Ria van Hengel

Credits

  • Publicatiedatum
    5 augustus 2021
  • Opnamedatum
    10 oktober 2020
  • Locatie
    TivoliVredenburg, Utrecht
  • Viool en leiding
    Shunske Sato
  • Sopraan
    Griet De Geyter
  • Alt
    Yosemeh Adjei
  • Tenor
    Julian Habermann
  • Bas
    Dominik Wörner
  • Viool 2
    Lucia Giraudo
  • Altviool
    Deirdre Dowling
  • Cello
    Lucia Swarts
  • Contrabas
    Robert Franenberg
  • Theorbe
    Fred Jacobs
  • Klavecimbel
    Siebe Henstra
  • Theaterconcept, -regie en -design
    Thomas Höft
  • Regie opname en beeldmontage
    Bas Wielenga
  • Muziekopname
    Guido Tichelman, Bastiaan Kuijt, Pim van der Lee, Rob Strolenberg
  • Audiomontage en -mix
    Guido Tichelman
  • Camera
    Wesley Schipper, Wouter Revier, Jochem Timmermans, Chiel Hooijman
  • Licht
    Zen Bloot
  • Regieassistent
    Ferenc Soeteman
  • Settechniek
    Justin Mutsaerts
  • Projectmanager NEP
    Ron Vermeulen
  • Assistent audioregie
    Marloes Biermans
  • Productie concert
    Imke Deters
  • Productie opname
    Jessie Verbrugh

Help ons All of Bach te voltooien

Een groot deel moet nog opgenomen worden voordat het gehele oeuvre van Bach online staat. Dit redden we niet zonder financiële steun van donateurs. Help ons de muzikale nalatenschap van Bach te voltooien en steun ons met een gift!