Fuga canonica in Epidiapente uit Musikalisches Opfer

Fuga canonica in Epidiapente uit Musikalisches Opfer

BWV 1079/9 uitgevoerd door Shunske Sato en Leo van Doeselaar
Het Concertgebouw, Amsterdam

Achter de muziek

Verhaal
Verhaal
Achtergrondvideo's
Achtergrondvideo's
Credits
Credits

Canon in de kwint

Hetzelfde, maar vijf stappen hoger

Canons, muziekstukken waarbij je één partij noteert waaruit vervolgens meerdere stemmen kunnen worden afgeleid, heb je in alle soorten en maten. Het kan heel eenvoudig, zoals het liedje Vader Jacob, maar ook heel ingewikkeld. De tien canons in Bachs Musikalisches Opfer variëren van vrij eenvoudig oplosbaar tot ingenieuze puzzels.

Wie al andere canons in onze reeks gezien heeft, zal misschien opvallen dat hier iets nieuws gebeurt. Je ziet, net als in andere canons, welke partij verdubbeld is doordat de speler met zichzelf speelt; in dit geval dus twee keer Shunske Sato. Maar de ene Shunske staat beneden bij fortepianist Leo van Doeselaar, en de andere staat op het podium en speelt bovendien op een kleinere viool, een violino piccolo. Precies dat gebeurt ook in de muziek: de titel Fuga canonica in epidiapente zegt het al, het is een canon in de kwint. Dat wil zeggen dat de afgeleide stem vijf stappen of tonen hoger klinkt dan de oorspronkelijke, genoteerde partij. Zo gezegd, zo gedaan.

Musikalisches Opfer, BWV 1079
Het Musikalisches Opfer is een bijzondere collectie kamermuziek binnen het werk van Johann Sebastian Bach, geschreven voor Frederik de Grote van Pruissen. Musikalisches Opfer betekent zoiets als: een muzikaal cadeau – en precies dat is de collectie ook in oorsprong.
Het begint allemaal in mei 1747 als Bach in Potsdam op bezoek is bij zijn zoon Carl Philipp Emanuel, die werkte aan het hof van Frederik de Grote. Bach werd bij Frederik geïntroduceerd en tijdens hun ontmoeting gaf Frederik, die gehoord had dat Bach een groot improvisator was, hem een thema en vroeg hem ter plekke een fuga te improviseren, ongetwijfeld de eerste worp van het Ricercar a 3. Bach deed dat volgens bronnen briljant, en toonde zich zo enthousiast over het ‘koninklijke thema’ dat hij beloofde om de fuga ‘op koper’ te laten graveren en drukken.

Zo gezegd, zo gedaan. Twee maanden later publiceerde Bach een serie composities, een triosonate, een driestemmige en een zes-stemmige ricercare en tien canons, allemaal geïnspireerd door het thema van de koning. Frederik kreeg een prachtige luxe print opgestuurd, en Bach deelde zijn meesterwerk uit aan zijn vrienden, ondanks de toch hoge drukkosten. Bach zelf noemde de verzameling overigens geen Musikalisches Opfer, maar Regis Iussu Cantio Et Reliqua Canonica Arte Resoluta (het door de koning opgegeven thema, met toevoegingen, opgelost in canonische stijl). De beginletters van deze uitgebreide titel vormen de term ricercar; een in die tijd gangbare benaming voor een instrumentaal stuk waarin diverse thema’s worden geïntroduceerd en geïmiteerd.

De canons in het Musikalisches Opfer zijn een soort visuele muziek. Bach schreef ze op als puzzels, die de speler eerst moet oplossen voor hij het stuk op de juiste manier kan uitvoeren. In deze opname wilden we deze ‘visuele muziek’ heel letterlijk in beeld brengen. Daar waar bijvoorbeeld een partij wordt gedubbeld, zal de speler twee keer in beeld zijn. Wordt een partij gespiegeld, dan zie je de speler ook in een spiegel.

Bach op piano
Bij Frederik de Grote speelde Bach op een Silbermann-fortepiano, een in die tijd gloednieuw instrument. Bach was enthousiast en was later in Leipzig vertegenwoordiger voor Silbermann. Vandaar dat we in de opname werken met een Silbermann-fortepiano. Naast dit moderne instrument koos Shunske Sato in het continuo voor een gamba, een instrument dat ook een grote rol speelde aan het hof van Frederik. Zo staan voor die tijd ‘modern’ instrumentarium naast ‘ouderwets’ instrumentarium, precies zoals in het Musikalisches Opfer Bach de moderne galante stijl combineert met het ouderwets geachte contrapunt.

BWV
1079/9
Titel
Fuga canonica in Epidiapente
Instrument
viool, fortepiano
Genre
kamermuziek
Jaartal
1747
Stad
Leipzig
Bestemming
geschreven voor Frederik de Grote

Met steun van

Achtergrondvideo's

Siebe Henstra en Leo van Doeselaar

“Met 'Clavier' kunnen bij Bach verschillende toetsinstrumenten worden bedoeld: een klavecimbel, klavichord, virginaal of een fortepiano. Henstra en Van Doeselaar bespreken de karakteristieken van deze instrumenten en hoe ze van elkaar verschillen.”

Teksten

Origineel

Vertaling

Credits

  • Publicatiedatum
    10 juni 2021
  • Opnamedatum
    8 juli 2020
  • Locatie
    Het Concertgebouw, Amsterdam
  • Viool
    Shunske Sato
  • Instrumenten
    Viool: Cornelius Kleynman, ca. 1684; Violino piccolo: anonieme Duitse bouwer uit Sachsen, 2e helft 18e eeuw
  • Fortepiano
    Leo van Doeselaar
  • Instrument
    Thomas en Barbara Wolf, 1997/1998 naar Gottfried Silbermann, 1746
  • Regie en beeldmontage
    Onno van Ameijde
  • Muziekopname
    Guido Tichelman, Bastiaan Kuijt, Pim van der Lee
  • Audiomontage en -mix
    Guido Tichelman
  • Camera
    Onno van Ameijde, Jeroen Simons
  • Licht
    Emile Groenewoud
  • Lichtassistent
    Erwin Smit, Aden Zijp
  • Datahandling
    Stefan Ebels
  • Assistent audioregie
    Marloes Biermans
  • Productie
    Jessie Verbrugh
  • Met steun van
    MWH4impact

Musikalisches Opfer

Het Musikalisches Opfer is een bijzondere collectie kamermuziek binnen het werk van Johann Sebastian Bach, geschreven voor Frederik de Grote van Pruisen, en bestaat in totaal uit 13 delen.

Help ons All of Bach te voltooien

Een groot deel moet nog opgenomen worden voordat het gehele oeuvre van Bach online staat. Dit redden we niet zonder financiële steun van donateurs. Help ons de muzikale nalatenschap van Bach te voltooien en steun ons met een gift!